Essay voor de Derde Wiardi Beckman Academie, januari 1997
You make up your mind, you choose the chance you take
You ride to where the highway ends and the desert breaks
Out on to an open road you ride until the day
You learn to sleep at night with the price you pay
Bruce Springsteen
Mijn beste vriend heeft een probleem: hij kan niet kiezen. En zoals dat nu eenmaal gaat met vrienden: hun probleem wordt jouw probleem. Ooit wilde K. zijn slaapkamer opknappen en als doe-het-zelf-expert moest ik natuurlijk mee naar de winkel. Drie kwartier drentelde hij met een gekwelde blik in de ogen op en neer voor de wand met behang, al frunnikend aan zijn neus, een zenuwtrekje dat bij hem op een grote geestelijke inspanning wijst. Uiteindelijk was hij weer terug bij z'n eerste rolletje, en hij begrijpt nog steeds niet waarom ik toen probeerde met een rol vinylbehang zijn hersens in te slaan.
Godzijdank heeft hij tenslotte toch gekozen. Eerst voor een behangetje, wat later ook voor M. Ze passen goed bij elkaar, want zij kan ook niet kiezen. Hoe ze tenslotte voor elkaar gekozen hebben zal voor mij waarschijnlijk altijd één van de grote mysteries van het leven blijven. Ik ben later ooit nog één keer meegeweest toen er een echtelijk bed gekocht moest worden. Maar toen ik na een paar uur de neiging kreeg om op de derde verdieping door het raam te duiken, heb ik besloten ze voortaan zelf maar hun weifelende gang te laten gaan.
Kiezen is moeilijk
Nu moet ik niet te hard over ze oordelen. Kiezen is moeilijk als je het goed wilt doen. Alternatieven moeten geïnventariseerd worden, voorkeuren vastgesteld, kosten-batenanalyses gemaakt, knopen doorgehakt. Een rationeel individu heeft het maar zwaar: zijn hersenpan bruist van activiteit. Constant worden allerlei mogelijkheden doorgerekend, afwegingen gemaakt, oordelen geveld. Welke tandpasta koop ik, ga ik met de tram of de fiets naar m'n werk, en welke van die twee blondines aan de bar spreek ik aan ?
We verwachten van onszelf dat we rationeel zijn. Maar het leven van een homo rationalis gaat niet over rozen. Altijd maar weer dat kiezen valt ons zwaar. En bovendien kies je vaak fout: de tandpasta smaakt naar rotte vis, zit je net op de fiets, gaat het natuurlijk weer regenen, en die blondine blijkt een travestiet in oorlogstenu. Het oog bedriegt de geest: goed kiezen is geen sinecure.
Gelukkig zijn er een aantal instituties die het leven aanmerkelijk veraangenamen. Om te beginnen is daar de Gordiaanse knoop van gewoontes en vooroordelen. Het leven hangt er van aan elkaar en dat is maar goed ook. Hoe moeilijk zou het bestaan immers zijn voor iemand zonder gewoontes en vooroordelen die vijf minuten voor sluitingstijd een supermarkt binnenrent om nog gauw even tandpasta, kaas en brood te halen. “Welke soorten tandpasta zijn er ? Zijn er sinds mijn laatste aankoop nieuwe bijgekomen ? Zijn er aanbiedingen ? In hoeverre beïnvloeden die aanbiedingen de prijs-kwaliteitverhouding van de desbetreffende produkten ? Zijn mijn voorkeuren sinds mijn laatste aankoop veranderd ? Welke produkten vallen binnen mijn budgetrestrictie ?” O.K, zijn tanden worden voor een grijpstuiver nòg witter dan wit, maar het was inmiddels sluitingstijd, dus barst ie de volgende ochtend wèl van de honger: geen brood, geen kaas. Nee, gewoontes en vooroordelen sparen een hoop tijd en energie uit die je anders aan allerlei moeizame afwegingsprocessen kwijt zou zijn.
Kiezen in de politiek
En dan is er gelukkig ook nog de politiek, die arena waar het kiezen tot kunst verheven zou moeten zijn. Allereerst moet er even een misverstand rechtgezet worden. De democratie is niet bedacht omdat het zo'n goed systeem is, maar vooral omdat het zo makkelijk is. Makkelijk voor de meeste mensen, die niet vermoeid wensen te worden met te veel informatie en te veel keuzemogelijkheden. De democratie bestaat dan ook bij de gratie van het afschuiven van verantwoordelijkheden.
We kiezen politici, opdat ze voor ons kunnen kiezen. Nu is een politicus ook maar een mens, en heeft dus een bloedhekel aan al dat gekies. Het leven van een politicus is dan ook zwaar. Met name progressieve politici hebben het moeilijk, koene ridders als zij zijn in de eeuwige kruistocht tegen het Vooroordeel met de grote V. Bovendien zijn zij ook nog eens erfelijk belast met het geloof in een maakbare samenleving. En een maakbare samenleving staat of valt bij de gratie van het maken van keuzes.
Sociaal-democratische politici, sowieso nooit het meest progressief en dus het minst erfelijk belast, hebben de laatste jaren een handige uitweg gevonden in de vorm van het ‘marktdenken’. Het marktdenken maakt het hen mogelijk tegen de burgers te zeggen: “We zouden wel een (andere) keuze willen maken, maar we kunnen het niet, want de markt / de buurlanden / de mondiale economische ontwikkeling / onze concurrentiepositie staat het ons niet toe.” En zeg niet dat ze lui zijn, zeg niet dat ze laf zijn, zeg niet dat ze ideologisch-niet-in-de-haak zijn, want Rick van der Ploeg, Neerlands goeroe van het sociaal-democratisch marktdenken, heeft het immers zelf gezegd: “Globalisering en een grotere tucht van de markt zijn geen ideologie, maar een onvermijdelijk gegeven voor een handelsnatie als Nederland.” En men zakt weg in het blauwe pluche van de Tweede Kamer-bankjes, de handen amechtig wassend in onmacht en onschuld.
Komt tijd, komt raad
Het probleem is alleen dat allerlei maatschappelijke ontwikkelingen juist vragen om politieke keuzes. Neem nou het milieu. Iedereen is voor een goed milieu, maar toch gaat de wereld iedere dag verder naar de kloten. Op wereldschaal neemt de vervuiling van lucht en water hand over hand toe, grondstoffen worden in een hoog tempo opgesoupeerd, en dagelijks sterven planten en dieren uit. En blijmoedig stevenen we op de ecologische ondergang af.
Blijmoedig, omdat de meeste mensen geloven dat het allemaal wel mee zal vallen. Onder het motto “dat de soep nooit zo heet gegeten wordt als hij wordt opgediend” vertrouwen zij op het volgende cliché: “Komt tijd, komt raad”. Uit dit vertrouwen spreekt een ongefundeerd vooruitgangsgeloof, een ongezond vertrouwen in de capaciteiten van wetenschappers en technici die wel weer met een oplossing zullen komen. En we blijven dansen tot het moment dat we de ijsberg raken, want zinken kunnen we niet.
Blijkbaar is het de mens niet echt gegeven om na te denken over de toekomst. Twee of zelfs twintig jaar gaat nog net, maar tweehonderd of zelfs tweeduizend jaar ? De bekende econoom Keynes verwoordde dit fundamentele menselijke onvermogen, toen hij stelde dat de lange termijn een slechte raadgever is voor de politiek omdat we op de lange termijn allemaal dood zijn. Hij zei het leuk, maar hij had wel ongelijk. Er zullen namelijk nog heel lang mensen kunnen leven op de aarde. Pas als de zon over een paar miljard jaar ophoudt met schijnen is het echt over. Is het niet onze taak om ook voor de duizenden generaties na ons nog een beetje aan natuur en grondstoffen over te laten?
Afschuiven en ontkennen
We vinden van onszelf dat we in Nederland goed bezig zijn. We scheiden keurig ons GFT-afval en maken iedere zaterdag trouw de gang naar de papier- en glasbak. Maar tegelijkertijd gaan we steeds meer vlees eten, vliegen we de halve wereld rond voor een weekje zon, en heb al helemaal niet de euvel moed om aan onze auto te komen.
We zijn het zat om steeds op onze eigen verantwoordelijkheden aangesproken te worden. We hebben een paar jaar ons best gedaan, maar de fut is eruit. Het moet tenslotte wel leuk blijven. Wouter van Dieren merkte ooit cynisch op: “terwijl de derde auto wordt aangeschaft en de vierde vliegreis geboekt, gaat het theezakje in vier verschillende componenten in vier verschillende bakken”. We hebben gedaan wat we willen doen, wat we vinden dat we kunnen doen, maar het is mooi geweest: we geven de pijp aan Maarten.
Het lijkt erop dat de Nederlandse politici, en de sociaal-democraten vormen daarop geen uitzondering, desondanks gekozen hebben voor de weg van de minste weerstand. In een unieke show van hypocrisie en politieke lafheid heeft men geopteerd voor een combinatie van Postbus 51- en marktdenken. Onder het motto “Een beter milieu begint bij jezelf” zijn politieke verantwoordelijkheden afgeschoven op de burger, met een beroep op “de werking van de markt” wordt de noodzaak tot wet- en regelgeving ontkent. En men verbaast er zich oprecht over dat het overgrote deel van de milieudoelstellingen bij lange na niet gehaald wordt.
Een beter milieu begint niet bij jezelf, en wel om twee redenen. Allereerst zullen we nooit alle gevolgen voor het milieu van ons handelen in kunnen schatten. We hebben er zelfs al moeite mee om te bepalen of de mosselschelpen en de olijfpitten nu in de GFT-bak kunnen of niet, laat staan dat we kunnen bepalen welke tandpasta beter voor het milieu is. Ten tweede begint een beter milieu niet bij jezelf omdat het altijd bij je buurman begint. En terecht, want waarom zou die patjakker het recht hebben om met zijn twaalf jaar oude Ford Fiësta zonder katalysator het milieu te vervuilen terwijl jij je moeizaam per openbaar vervoer van de ene vertraging naar de volgende gemiste aansluiting worstelt ?
Ook het beroep wat politici doen op de werking van de markt is een gotspe. Zij volgen daarin het overgrote deel der economen, die ons willen doen geloven dat het allemaal wel goed komt met het milieu wanneer we het prijsmechanisme maar zijn heilzame rol laten spelen. Deze hogepriesters van het kapitalisme, deze aanbidders van de onfeilbare werking van de onzichtbare hand, zijn in hun ivoren torens tot de conclusie gekomen dat de achteruitgang van het milieu tot staan gebracht kan worden wanneer alles maar de juiste prijs heeft, wanneer schoon water maar waard is wat het waard zou moeten zijn, wanneer vuile lucht maar kost wat het zou moeten kosten.
Ze hebben ongelijk. Ook zij hebben een te groot vertrouwen in de mogelijkheden van technologische ontwikkeling om hedendaagse ‘schaarsteproblemen’ (hun term, niet de mijne) op te lossen. Bovendien hebben ze ongelijk omdat het vanuit economisch perspectief verstandig kan zijn dingen te doen die vanuit milieu-oogpunt zeer ongewenst zijn. Zo is een econoom bijvoorbeeld in staat een doortimmerd verhaal op te hangen waaruit blijkt dat het verstandig is om alle olifanten ter wereld af te schieten en het ivoor te verhandelen. Pecunia non olet, en zo. Het prijsmechanisme kan dus uitstekend werken, maar toch raken de grondstoffen uitgeput en gaat het milieu naar de knoppen.
Kiezen moet !!
Een mens neemt graag de weg van de minste weerstand, en politici zijn net mensen: niets menselijks is hen vreemd. Maar ze moeten moeten gewoon doen waarvoor ze zijn ingehuurd: kiezen. Dat geldt zeer zeker voor het terrein van het milieu. Het is noodzakelijk om grenzen op te stellen waar de milieuvervuiling en het gebruik van grondstoffen niet overheen mag gaan. Het feitelijk vaststellen van die grenzen is en blijft echter een politieke keuze. Politici moeten accepteren dat zij die keuze moeten maken en dat ze hun verantwoordelijkheid in deze niet op anderen af kunnen schuiven.
Maar een aantal van hen, en de sociaal-democraten vormen daarop jammergenoeg geen uitzondering, gooien de kont tegen de krib. Ze roepen dat er onvoldoende wetenschappelijke bewijzen zijn. Ze piepen dat de ruimte voor nationaal beleid te klein is. Ze klagen dat ze door de globalisering geen invloed meer hebben op wat er met de samenleving gebeurt. En het is allemaal onzin.
De enige reden dat we stuurloos ronddobberen op de golven van de wereldeconomie, is dat we niet durven kiezen voor een bepaalde koers. Maar het is duidelijk dat we met onze huidige koers recht op een ijsberg afstevenen. Een ramp laat zich alleen te vermijden wanneer de koers van het schip van onze maatschappij verlegd wordt door een stuurman die niet met alle globale winden meewaait. Alleen dan zijn we misschien nog in staat een schipbreuk te voorkomen.
Maar waar maak ik me eigenlijk druk om ? Waarschijnlijk is die berg allang gesmolten tegen de tijd dat we er tegenaan zouden varen ! Lang leve het broeikaseffect !!